Mara

Roman over een ongewenste zwangerschap

Zeeland, 1931. Maria wordt door haar stiefvader op de boot gezet naar Vlissingen. Haar zwangerschap moet verborgen blijven voor de dorpelingen en om de goede naam van haar familie te redden wordt ze naar haar tante gestuurd die op de voorouderlijke boerderij woont.

Op die eenzame plek wacht Maria, afgesneden van de wereld om haar heen, op de geboorte van een baby die ze nooit gewenst heeft.

Wat blijft er over voor een jonge vrouw die geen ouderlijk huis meer heeft, die haar vertrouwen in mensen heeft verloren, een vrouw die geen verwachtingen meer heeft van haar toekomst?

Mara is een aangrijpend debuut, waarin onvoorwaardelijke liefde, zwijgen of spreken, en doorzettingsvermogen de eigenlijke hoofdrolspelers zijn.

Om Mara beschikbaar te houden, geef ik het in eigen beheer uit als
e-book (€ 9,95).

Lenen kan ook: via Kobo Plus of je eigen bibliotheek.

"Mara, roman over een ongewenste zwangerschap"

Over het boek

‘Van de Heg schrijft vanuit Maria (als ik-persoon) en houdt dit heel knap vol. In de beschrijving van emoties en dilemma’s neemt ze je als lezer ver mee. Je wordt het verhaal ingetrokken en gaat intensief meeleven met het onrecht dat Maria wordt aangedaan.’
Arie Kok

Recensie EO Visie

In 2009 verscheen Mara, mijn debuutroman over een ongewenste zwangerschap. De ontvangst van dit boek overtrof al mijn verwachtingen.

Ineens werd ik geïnterviewd, stond ik maandenlang in de christelijke boeken top 10, werd ik genomineerd voor de Publieksprijs christelijk boek, won ik de prijs, verschenen er meerdere herdrukken en werden vertaalrechten plus filmrechten verkocht…

 

Wist-je-dat…

  • Mara de Publieksprijs voor het christelijke boek heeft gewonnen in 2010?
  • Mara in het Nederlands ruim 10.000 keer verkocht is?
  • Er 3 vertalingen zijn gemaakt van Mara?
  • De filmrechten van Mara verkocht zijn, maar dat er uiteindelijk helaas geen film gemaakt is?

Hoofdstuk 1

De nacht was nog diepdonker toen het tijd werd om te vertrekken. Ik had niet geslapen. Met trage bewegingen kleedde ik mezelf op de reis die voor me lag. Ik had warme kleding nodig, want het was een gure nacht. Met ieder kledingstuk dat ik aantrok, schermde ik mijn lichaam een stukje verder af. Met mijn hand tegen het koude glas gedrukt, keek ik een laatste maal uit het raam van mijn slaapkamer en zag dat de hemel treurde.
Mijn moeder treurde niet, zij weigerde nog steeds mij aan te kijken en sprak geen woord. Ik strekte mijn armen, omhelsde haar en hoopte op nog een woord, een gebaar, een kus. Niets van dat alles, ze was als een gebeeldhouwd stuk marmer zonder emotie en uiteindelijk gaf ik haar een kus op haar wang en liet mijn armen zakken. Ik klemde mijn kaken stijf op elkaar en draaide me van haar af om mijn koffers te pakken die al klaarstonden.
Veel was het niet wat ik meenam. Mijn kleding, een trouwfoto van mijn ouders die ik al die jaren verborgen had gehouden, een stapeltje briefpapier, een pen. Allerlei kleinigheden, en ik besefte hoe nietig mijn leven was, dat ik het in twee eenvoudige koffers kon stoppen en meenemen.
Met de koffers in mijn handen en de reistas om mijn schouder opende ik de deur en stapte over de drempel de regen in. Ik begon te lopen zonder om te kijken, want ik wist dat de dominee mij zou volgen en het geluid van zijn voetstappen achter mij bevestigde wat ik al vermoedde. De dominee liep met me mee om mij het eerste deel van de reis te begeleiden.
Hij zei geen woord. We liepen om de pastorie heen, het hekje door, de Hooghe Breetstraat in, langs het witte kerkje richting de Havenstraat. Onze voetstappen klonken hard in de onver- lichte straat die er verlaten bij lag. In de Havenstraat zou het niet stil zijn, daar waren de vissers al enige tijd volop aan het werk, bijna klaar om uit te varen.
Ik huiverde toen enkele regendruppels in mijn nek terechtkwamen. De stilte tussen ons werd slechts verbroken door het geluid van onze weergalmende voetstappen en van de regen die van de daken naast ons stroomde. De stilte gonsde in mijn oren en klonk steeds luider, zodat ik mijn handen over mijn oren wilde slaan en alles buitensluiten. Maar dat kon niet, ik moest de koffers dragen. Dus wachtte ik op zijn woorden en zijn vermaningen, maar het bleef stil.
Toen in de verte de eerste lichtjes van stormlantaarns zichtbaar werden, haalde ik opgelucht diep adem. Mensen. Stem- men. Geluiden.
Ik keek nog eenmaal achterom over mijn schouder, terug in de tijd, wensend dat moeder achter me stond, liefhebbend als ze ooit was, maar zij was er niet en ik keek weer voor me. Wat voor me lag was mijn toekomst, zij zou daar niet langer een deel van zijn, dat was me wel duidelijk geworden. Mijn moeder had gekozen voor hem en niets zou daar nog verandering in brengen.
Hij verbrak de stilte en mijn gedachten aan moeder met zijn bevel.
‘Geef mij je koffers, Maria.’
Natuurlijk, we moesten de schijn ophouden. Altijd de schijn. De buitenwereld.
‘Alstublieft.’
Ik moest de neiging onderdrukken om de koffers uit mijn handen te laten vallen terwijl ik zelf gewoon doorliep, en stopte in plaats daarvan om hem de koffers te overhandigen. Ondanks het feit dat ik handschoenen droeg, rilde ik toen onze handen kort contact maakten. Ik keek naar de grond en wachtte tot hij weer in beweging kwam. Het was nog maar een klein eindje.
Nu we de Havenstraat eenmaal doorgelopen waren, kwam ons de geur van zeewater en vis tegemoet, vergezeld van het geluid van schreeuwende mannenstemmen en ratelende kettingen die tegen elkaar sloegen, een enkele motor die gestart werd.
Geluiden die mijn reis zouden begeleiden. Ik volgde gehoorzaam de dominee toen hij doelgericht naar de kotter met de naam ‘Coby’ liep.
‘Hoeiemerege, dominee!’
‘Pieters.’ De dominee gaf een licht knikje, maar aan zijn schouders die verstrakten kon ik zien dat hij zich ergerde aan het platte taaltje. Ik was er nooit achter gekomen waarom hij deze uithoek als standplaats had aanvaard, want hoe kon hij verwachten dat hier geletterde mensen zouden wonen en kerken?
‘Ghoei Maria.’
‘Goedemorgen, Pieters.’ Mijn stem was niet meer dan ge- fluister, maar Pieters scheen er geen erg in te hebben. Hij wenkte ons aan boord en nam de koffers over van de dominee. Hij wees mij het beunluik en begon het open te trekken, maar ik schudde mijn hoofd. Liever bleef ik aan dek, zelfs al regende het. In het beun was het donker en benauwd, beklemmend en eenzaam. Pieters wees me op het midden van de kotter een plekje waar ik kon zitten, tussen de tonnen waar hij normaal gesproken zijn mosseloogst in vervoerde, en praatte ondertussen met de dominee. Ik weigerde ernaar te luisteren en slenterde langs de tonnen, naar de boeg. Water uit het kanaal spatte lichtjes omhoog en vermengde zich met de regendruppels die nog steeds vielen.
‘Ik ga, Maria. Zorg goed voor je tante.’ Ik had hem niet dichterbij horen komen en schrok op. Alsof hij een liefhebbende vader was, boog hij zich voorover en gaf me een kus op mijn wang, terwijl hij me tegelijkertijd een venijnig woord toesiste.
Ik rilde en kon het niet voor hem verbergen. Hij bleef dicht tegen me aangeleund staan en keek glimlachend op me neer.
‘Je weet dat het waar is,’ fluisterde hij. ‘Je bent geen haar beter dan Helène.’
Zijn ademhaling schroeide mijn huid en ik wilde bij hem weg, maar er was geen ruimte, slechts de reling. En het kanaal. Een onmogelijke mogelijkheid, ik kon niet zwemmen. Mijn ogen zochten Pieters, maar die was druk bezig en keek niet naar ons om. Ik wilde zijn geur niet inademen en probeerde mijn ademhaling te stoppen.
Uiteindelijk deed de dominee een kleine stap naar achteren en ik haalde opgelucht dieper adem. Hij bleef me strak en ver- wachtingsvol aankijken, tot ik besefte wat hij wilde.
‘Dag vader.’ De woorden kwamen over mijn lippen, maar hadden hun betekenis verloren. Toch knikte hij tevreden.
‘Dag Pieters.’ De dominee stapte van de kotter, draaide zich om en stak nog even zijn hand op.
‘Zul je goed op haar passen?’
‘Jeat dominee.’ Pieters stak zijn hand op, zonder nog naar de dominee te kijken, en tegelijkertijd gaf hij mij een knipoog. ‘De sutfjoeke, natuurlijk pas ’k op joe.’
Ik glimlachte, Pieters dankbaar voor zijn verontwaardiging. Toen draaide ik me om en keek uit over het water dat voor me lag. Vooruit kijken, omdat achter mij niets meer was. Er stond geen geliefde op de kade om me uit te zwaaien en er was geen dierbare herinnering om te koesteren.

De witte onschuld van het kerkje achter mij was lang geleden vergeeld en uiteindelijk zwartgeblakerd in ellende. Keer op keer maakte ik de gang ernaartoe, iedere zondag weer en iedere zondag voordat ik door de grote deuren naar binnen liep, keek ik omhoog en hoopte ik dat de windvaan in de vorm van een vis met een doffe klap naar beneden zou vallen. Uiteen zou breken in duizend stukken, ieder stuk apart klein genoeg om het met mijn voeten te kunnen verpletteren. Het gebeurde nooit.
Het witte torentje van de kerk stak fier boven de huizen uit, wist ik, maar ik weigerde nog een keer naar die beschuldigende vinger te kijken. Daar was hij in contact met zijn God, daar kreeg hij toestemming om te doen wat hij deed, daar was hij de gehoorzame dienaar.
Ik zou terugkeren naar het huis van mijn jeugd, de bossen en weilanden, herinneringen aan opa en oma. Tante Be. Mijn gedachten raakten vluchtig de schimmige figuur die me aan het eind van deze reis opwachtte. Tien jaar lang had ik haar niet gezien en nu moest ik met haar samen gaan leven in één huis, in afzondering als een kluizenaar.
Een jongen van een jaar of veertien meldde zich bij Pieters en ik begreep dat de bemanning nu compleet was. Het was maar een kleine kotter en Pieters had voldoende aan een halve hulp. Het anker werd opgetrokken, de trossen losgegooid en algauw waren we los. Ik bleef staan bij de boeg en hield me vast. Met mijn kaken stevig op elkaar geklemd ving ik de laatste regentranen met mijn huid. Mijn ogen bleven droog ondanks het brok in mijn keel, ondanks het kind in mijn buik. Ik verliet het dorp met de witte kerk, de dominee en de vrouw die ooit mijn moeder was en ik keek niet achterom, maar zijn woorden achtervolgden mij en ik gleed terug in het verleden terwijl de vissersboot me naar mijn eerste bestemming bracht.

Ik huppelde aan moeders hand. Mijn twee vlechten vielen steeds met een zachte plof op mijn schouders en dat vond ik leuk. Soms ging ik zo hard mogelijk met mijn hoofd van links naar rechts zodat de vlechten door de lucht vlogen en een cir- kel rond mijn hoofd vormden, maar nu niet, nu liet ik ze ploffen. Bij iedere gehuppelde stap. Plof. Plof.
‘Straks vallen ze eraf,’ zei moeder, en ze trok glimlachend aan mijn haren. Haar glimlach was vriendelijk en herinnerde me aan oma en tante Be die op de boerderij waren gebleven. Hun monden waren alle drie hetzelfde, vond ik. We kwamen aan op de markt en moeder trok me mee langs de kramen. Ze bleef staan bij de groentekraam en zocht mooie rode appels uit. Ik trok haar aan de mouw van haar jurk.
‘Waarom eten we geen appels uit de boom?’
‘We hebben hier geen boomgaard, lieverd, dus ik moet de appels kopen.’
Ik knikte en dacht aan ons nieuwe huis met de kleine tuin. Er was inderdaad geen boomgaard. Moeder onderhandelde met de koopman over de appels en de groente, en uiteindelijk waren ze het eens. Ik bleef haar hand vasthouden, maar keek ondertussen om me heen.
De volgende kraam was een viskraam en ik staarde naar de man die erachter stond. Hij droeg een wit schort en hij schreeuwde de hele tijd terwijl hij met zijn ene hand een vis van de stapel nam en met zijn andere hand de kop eraf sneed. Ik rilde, maar bleef kijken, geboeid door zijn uiterlijk, zijn werk en vooral zijn stem. Hij brulde en ik wist zeker dat iedereen in het dorp hem kon horen. Deze man zou vast een goede dominee zijn, de hele kerk zou hem kunnen verstaan.
Plotseling knikte de man lachend naar me en in een snelle beweging gooide hij iets naar me toe. Voor ik begreep wat er gebeurde, voelde ik iets kouds tegen mijn neus kletsen.
Ik gilde, heel hoog en heel hard, en voelde aan mijn neus maar er was niets.
De man lachte bulderend en ik zag mensen omkijken.
Moeder hurkte bezorgd voor me neer en vroeg me wat er was.
Ik wist het niet en keek verlegen naar beneden. Toen zag ik iets op mijn klomp liggen en weer gilde ik en ik sprong om- hoog zodat het ding van me af zou glijden. Moeder schrok en trok me naar zich toe. Ik trilde en hield haar stevig vast.
Langzaam werd ik rustiger en op het moment dat moeder opstond klonk een vrouwenstem.
‘Ik zag het gebeuren, hij gooide haar de zeester toe en het ding raakte haar neus.’
Er stond een vrouw naast ons met een jongetje aan haar hand. Ze had rode haren en een rode neus, en groene ogen en een groene jurk. In haar uitgestoken hand lag het ding dat eerst op mijn voeten had gelegen.
‘Pak hem maar,’ zei ze tegen me. ‘Hij kan je niets doen, het is maar een zeester.’ Ze glimlachte naar me en aarzelend stak ik mijn hand uit om het ding van haar aan te pakken. Toen rukte moeder mijn hand weg.
‘Hoe durft u! Ik mag dan nieuw zijn in dit dorp, maar ik weet wat u bent. Laat mijn dochter met rust!’ Moeder pakte mijn hand en kneep zo hard dat het pijn deed, maar voordat ik kon protesteren trok ze me met zich mee, ze rukte zo hard aan mijn arm dat ik moest rennen om haar bij te houden. Zonder nog te stoppen bij één van de andere kramen liep moeder met me door de straten, terug naar de pastorie.
‘Wat is er, moeder, waarom lopen we zo snel?’ Ik jammerde, mijn voet bleef haken achter een klinker en ik struikelde. Al- leen doordat moeder me zo stevig vasthield viel ik niet op de grond.
Eindelijk ging ze langzamer lopen en ten slotte bleef ze staan. Haar wangen waren rood en haar ogen keken nog steeds boos, maar toen ze me aankeek zag ik hoe ze langzaam zachter werden.
‘Och lieverd, het was niet mijn bedoeling je pijn te doen. Het was…’ Moeder slikte en sloot even haar ogen. ‘Die vrouw op de markt is een heel slechte vrouw, Maria. Ik wilde niet dat ze met je zou praten. Zul je dat goed onthouden? Je mag nooit met haar praten! En ook niet met die jongen, ze zijn slecht. Heel erg slecht.’
Moeder keek me ernstig aan en ik knikte gehoorzaam. Ik knikte zo hard dat mijn vlechten kleine plofjes maakten, geen leu- ke plofjes, ernstige plofjes.

Pieters’ stem haalde me uit mijn gedachten en ik draaide me naar hem om. Hij schreeuwde tegen zijn dekknechtje en niet tegen mij, zag ik nu. De jongen sprong behendig over het dek heen en weer en voerde de bevelen uit die Pieters hem toeriep. Het was opgehouden met regenen en ik veegde met mijn mouw over mijn gezicht. Mijn wollen jas had ervoor gezorgd dat ik grotendeels droog was gebleven, maar toch voelde het water koud aan op mijn wangen. Ik rilde en vroeg me af hoe lang het nog zou duren voordat we onze bestemming bereikten.

Pieters en de jongen waren druk aan het werk en ik keerde me weer om. Vooruitkijken. Vanaf nu moest ik alleen nog maar vooruitkijken. Ik klemde mijn vingers om de natte reling en keek in het water waar we overheen gleden. Opnieuw kwam de gedachte in me op dat het water de oplossing kon zijn van al mijn problemen. Het zou een einde maken aan alles waar ik mee worstelde, ik zou verdwijnen naar de diepte en niemand zou me ooit nog terugzien.
Niemand zou me missen.
Ik schudde mijn hoofd en rechtte mijn rug. Vooruitkijken. Het verleden deed er niet langer toe. Vandaag was de eerste dag van mijn nieuwe leven.

Hoofdstukken

Pagina's

‘Haar boek houdt de lezer ademloos geboeid dankzij een uitstekende opbouw van de spanning in het verhaal, een vlotte verwoording en een trefzekere karaktertekening.’
Enny de Bruin

Reformatorisch Dagblad

"Nieuw Nederlands talent."

Reformatorisch Dagblad

"Misbruik maakt me woedend."

Interview Nederlands Dagblad

"Sterke debuutroman over incest."

Webmagazine Puur
j

Over de auteur

Auteur Lisette van de Heg
Lisette van de Heg (1983) schreef al jaren korte verhalen, voordat ze haar eerste roman publiceerde. Ze won de verhalenwedstrijd van het tijdschrift BOEK en viel in 2008 op bij die van het Nederlands Dagblad. Mara is haar debuutroman, een verhaal dat lang geleden speelde maar ook vandaag voldoende stof tot nadenken geeft.
‘Een leven zonder verhalen kan ik me niet voorstellen. Vanaf het moment dat ik leerde lezen, ging er een wereld voor me open. Die wereld werd alleen maar groter toen ik zelf begon te schrijven.’
Lisette van de Heg

Andere E-Books

(Binnenkort beschikbaar)

Lees ook mijn nieuwste roman

Flirt
een romance

Wat zou jij doen als je partner niet ziet waar je mee worstelt, maar een ander wel? Wat mag het kosten om de leegte in je leven te vullen?